De eerste vier kastelen zijn niet of heel beperkt toegankelijk. Wel toegankelijk is het Kasteel Hoensbroek, het imposantste kasteel van de vijf. Het eerste kasteel dat bezocht wordt is kasteel Cortenbach. Het kasteel is van oorsprong een middeleeuwse burcht en de bijbehorende kasteelhoeve stammen beide uit de 14e eeuw. Het huidige kasteel is uit de resten van de burcht opgebouwd. Na verlaten van de plaats gaat de wandeltocht langs kasteel Puth. Het huidige kasteel stamt deels uit de 16e, deels uit de 17e en de 18e eeuw. Enkele kelders zijn mogelijk ouder. Het kasteel wordt al genoemd in documenten uit de 14e eeuw. Aan het landgoed was de titel "heer (of vrouwe) van Put" verbonden. Kasteel Rivieren of kasteel Ter Vieren wordt voor het eerste vermeld in 1364, toen het waarschijnlijk werd gesticht door Catharina van Rivieren, priores van het klooster Sint-Gerlach te Houthem. De oorspronkelijke functie van het gebouw was een klooster. Kasteel Wijnandsrade is een gedeeltelijk omgracht gebouw bestaande uit drie vleugels om een binnenplaats. Het oudste deel is de westvleugel, een oorspronkelijke verdedigbaar huis is in de jaren 1554 tot 1563 gebouwd. Het laatste kasteel, een van de grootste kastelen van Nederland dat wel te bezoeken is is Kasteel Hoensbroek of Gebrookhoes (De Limburgse aanduiding Gebrook betekent niets anders dan 'het moeras’). Het oudste gedeelte van het kasteel, met name de hoge ronde toren, dateert van rond 1360. In 1225 was er in dit moeras (of gebrook) al een voorloper, een zogeheten motte-burcht. In 1250 werd op de plaats van het huidige kasteel een versterkt huis gebouwd. Vanwege zijn voor Limburg zeer strategische ligging aan de belangrijke handelsroutes naar Maastricht, Aken en Keulen werd het kasteel in opeenvolgende fasen uitgebouwd tot de grootste burcht tussen Maas en Rijn. Het bevat 67 zalen, vertrekken en ruimtes.